vrijdag 15 maart 2013

De Talenreis: Afrikaanse talen

Door Sigrid Lensink-Damen

Afrika is taalkundig in zes gebieden op te delen: Noord-Afrika, de Soedan (niet het land), Oost-Afrika, de Rift, Centraal-Afrika en Zuidelijk Afrika. In elk van deze regio’s worden talen van diverse taalfamilies gesproken. In deze aflevering zal ik ingaan op de regio Noord-Afrika en de Rift.

Noord-Afrika en de Rift

In Afrika worden ruwweg 2.000 talen gesproken. In Noord-Afrika en in de Hoorn van Afrika (ook wel de Rift genoemd) zijn dat Afro-Aziatische talen. Tot deze taalfamilie horen de Semitische talen, het Egyptisch, de Koesjitische talen, de Omotische talen, het Berber en de Tsjadische talen. In totaal omvat de Afro-Aziatische taalfamilie 400 talen die door 250 miljoen mensen worden gesproken.

Semitische talen

De Semitische taalfamilie is de grootste in de regio Noord-Afrika en de Rift. Onder het Semitisch vallen het Arabisch, het Amhaars, het Hebreeuws, het Tigrinya en het Maltees. De oudste talen die tot het Semitisch worden gerekend zijn het Akkadisch en het Eblaïtisch. Beide zijn uitgestorven.

Het Akkadisch werd al in 2800 voor Christus op schrift gesteld, in het beroemde spijkerschrift. De taal ging in de laatste eeuwen voor Christus over in het Aramees. Van het Eblaïtisch is een kleitablet-bibliotheek in de stad Ebla bewaard gebleven. De Akkadische en Eblaïtische teksten gingen onder andere over rituelen, gebeden, hymnen, voorspellingen, literatuur en zakelijke transacties.

Medeklinkers en klinkerpatronen

Een gedeeld kenmerk van de Semitische talen is dat de stam van een (werk)woord bestaat uit drie medeklinkers. Om tijden of meervoud te maken worden er klinkers toegevoegd. Een voorbeeld uit het Arabisch:

ktb = wortel van ‘schrijven’;
- - i - = klinkerpatroon dat de tegenwoordige tijd uitdrukt;
- a - a - = klinkerpatroon voor de verleden tijd;
- aa - i - = klinkerpatroon voor onvoltooid deelwoord;
- - uu - = klinkerpatroon voor voltooid deelwoord.

De liggende streepjes geven de weggelaten medeklinkers van de wortel aan. Als we het werkwoord ‘schrijven’ dus vervoegen krijg je: ktib (schrijf), katab (schreef), kaatib (schrijvend) en ktuub (geschreven). Zowel de medeklinkers als de klinkerpatronen zijn van belang om woorden te vormen. Dit verschijnsel doet zich ook voor bij zelfstandige naamwoorden.

Zoon van Noach

In de 19e eeuw probeerden (taal)wetenschappers de diverse talen en volkeren in Noord-Afrika op te delen aan de hand van een rassentheorie en gegevens uit de Bijbel. Van de zonen van Noach, Sem, Cham en Jafet, ontleenden de wetenschappers de namen voor de verschillende volken en talen. De term Hamieten (van Cham) is daar een voorbeeld van. Omdat er later geen bewijs gevonden werd voor deze indeling, is deze niet gehandhaafd.

De naam van het Semitisch, het Assyrisch en het Aramees heeft nog wel een bijbelse connotatie. Deze stamt af van de namen van Sem, zoon van Noach, en Sems zonen, Asshur en Aram.

De volgende keer belicht ik het Egyptisch en probeer ik een antwoord te vinden op de vraag in hoeverre de hiërogliefen invloed hebben gehad op moderne taal- en beeldtaaluitingen.

Bronnen:
De Grote Taalatlas
Afrikaanse talen (Wikipedia)
Kaart met talen van Afrika (door Mutur Zikin)
African languages
Afro-Aziatische talen (Wikipedia)
Hoeveel talen worden er in Afrika gesproken
Semitische talen (Wikipedia)
Semitische talen (Engelstalige Wikipedia)
het Akkadisch (Wikipedia)
het Eblaïtisch (Wikipedia)

Geen opmerkingen: